Een tijdje terug zagen Marcel en ik op televisie een spetterende promo voor de film Flight. Het waren beelden van Denzel Washington die een passagiersvliegtuig op z’n kop liet vliegen om een crash te voorkomen. Je kunt je voorstellen dat we enthousiast werden: een spannende actiefilm over een net-wel/net-niet-vliegtuigcrash, dat is smullen. (Denk: Snakes on a Plane.)
Dus wij gingen die film zien. Het begon al goed, met een halfdronken Denzel Washington die nog even een lijntje coke snuift voor hij het vliegtuig als een echte gangster-piloot binnenstapt en de jet soepeltjes door onweerswolken navigeert. Daarna vertelt hij de passagiers vol trots dat het allemaal goed is gegaan en ondertussen tikt hij nog drie flesjes wodka weg, aangelengd met sinaasappelsap zodat het niemand opvalt.
Op dit moment zijn er nog maar ongeveer vijf minuten verstreken. Nog eens vijf minuten later ligt het vliegtuig in een weiland en wordt Washington naar het ziekenhuis vervoerd. Tot zover de spannende scènes. Vanaf hier gaat de film grofweg over vijf dingen: alcohol, drugs, onverwerkte verledens, God en met jezelf in het reine komen. Het kabbelt voort en is typisch Amerikaans moralistisch, zonder nog maar iets van de spanning en actie van de eerste tien minuten. Heel af en toe wordt het nog leuk, vooral als Denzel zijn zonnebril opzet, maar voor de rest dacht ik vooral: pfffffff.
Als ik van tevoren had geweten dat de film de kant op zou gaan van soulsearching, was het misschien niet zo erg geweest. Maar de trailer (waaronder de film zelfs een ‘action-packed mystery thriller’ wordt genoemd) belooft iets heel anders. Iets waardoor je na deze film tegen elkaar zegt: dat viel toch echt tegen.