Ik wil het vandaag graag lekker populair hebben over mansplaining. Kort gezegd komt dat erop neer dat een man uitgebreid orakelt over een onderwerp waar hij de ballen verstand van heeft, omdat hij denkt dat hij slimmer is dan hij is en ook dan zijn toehoorders zijn; zoals alle mannen dat volgens deze theorie schijnen te denken.
Tegenwoordig wordt het woord niet meer alleen gebruikt in deze nauwste betekenis. Het is een stoplap geworden om mannen het zwijgen op te leggen wanneer ze (te) hoog van de toren blazen – of niet eens, het kan ook gewoon gaan om mannen die ergens iets over zeggen, met name als hun publiek vrouwelijk is. Lijkt me strontirritant, dus ik ben blij dat ik geen man ben. Want ik heb wel degelijk dezelfde neiging tot verbale zelfoverschatting. Of simpeler gezegd: ik hoor mezelf graag praten.
Dat komt goed uit, als ik Lisa Bouyeure mag geloven. Zij schrijft in Vrij Nederland dat de beste reactie op mansplaining simpel zou zijn: womansplaining. We zouden onze meisjes moeten opvoeden met de overtuiging dat ze het beste en mooiste zijn wat de wereld ooit heeft voortgebracht (niet zo moeilijk, is bij die twee van ons ook echt zo) zodat ze, als ze eenmaal volwassen vrouwen zijn, zelfverzekerd genoeg zijn om hun (mannelijke) publiek te vermoeien met uiteenzettingen over allerhande onderwerpen waar ze de ballen verstand van hebben.
Afijn ik dwaal af. Ik heb die neiging nogal, om breedsprakig te worden als ik ergens iets van denk te kunnen vinden. En dit is wat ik vind:
Of het nu mansplaining is of womansplaining, lijkt mij irrelevant. Het is een feit dat sommige mensen makkelijker een eind weglullen dan anderen. Ikzelf ken niet méér mannen die dit doen dan vrouwen. Bovendien vind ik ze allemaal wel leuk, ongeacht hun geslacht. Ik heb veel liever iemand die vertelt wat hij ergens van vindt of begrijpt, ook als dat geen volledig gevormde mening of analyse is. Dat is namelijk het leuke van gesprekken, van discussies: je mag erin op je bek gaan. Als ik het bij het verkeerde eind heb en iemand weet het beter, dan stel ik het op prijs als diegene dat zegt. Als er meerdere manieren zijn om ergens tegenaan te kijken, idem dito. Als wat ik zeg iemand prikkelt tot een reactie, sowieso altijd een voorstander van. Ik kan me niet voorstellen dat de blijkbaar talrijke ‘mansplainers’ daar anders over denken, dat het hen écht alleen maar te doen is om het tentoonspreiden van hun kennis en het shinen in het middelpunt van de belangstelling. Nee, waar het om gaat is dit: er kan pas een gesprek ontstaan als er iemand begint te praten.