Schrijveloerus

Ik vind tags enorm leuk. Maar meestal doe ik er zelf niet aan mee, want: te lui. Nu moet ik echter wel, omdat Eline Stiekema en Marcha de Groof mij het stokje hebben gegeven van de Schrijveloerus Tag. (Ja, met zo’n naam weet je zeker dat deze tag maar door één iemand in het leven kan zijn geroepen.) Komt-ie dus!

1) Waarom schrijf je wat je schrijft?
Omdat ik het leuk vind om te schrijven wat ik schrijf. Ja, zo simpel is het echt. In het begin (toen ik een jaar of veertien was) deed ik heel veel moeite om dingen te schrijven die mij niet lagen. Met name poëzie. Ik lees graag poëzie, maar gedichten schrijven is voor mij niet weggelegd. Als je eenmaal onder ogen durft te zien dat je iets niet kunt en het dan ook gewoon laat, is dat heel bevrijdend. Vooral als er iets voor in de plaats komt waar je wél goed in bent. Een van mijn workshopgenoten bij de Yale Writers’ Conference zei dat ze twijfelde of haar werk wel goed genoeg was, omdat het schrijven haar zo gemakkelijk afging. Dat is juist een teken dat het goed is. Hangen en wurgen is niet de weg.

2) In welk(e) genre(s) schrijf je?
Chicklit, uiteraard. En ik heb enkele korte verhalen geschreven die geen chicklit zijn, maar ook niet specifiek in een ander genre vallen.

3) Zie je jezelf in de toekomst ooit een uitstapje maken naar een ander genre?
Ja, en wel meer dan een uitstapje ook. Ik heb tijdens de YWC de eerste drie hoofdstukken geworkshopt van een roman waaraan ik werk en daar heb ik positieve reacties op gekregen. Er zit nog steeds een humorelement in, maar de karakters en thema’s zijn geen chicklit meer. Ik voel me bekrachtigd om naast mijn chicklits een andere kant van mijn schrijven te ontwikkelen. Vijf jaar geleden had ik daar nog niet het zelfvertrouwen voor en ook niet de benodigde bagage, nu wel. Een schrijver staat nooit stil, daar ben ik van overtuigd. Maar ik ben ook niet klaar met chicklit; het is nog steeds een geliefd genre van mij en het houdt altijd een speciaal plekje. Het is het eerste genre waarin het schrijven mij zo gemakkelijk afging dat ik ging twijfelen of het wel mogelijk was.

4) Wie inspireerde je om te gaan schrijven (of om te blijven schrijven)?
Ik denk dat ik dat vooral aan mijn moeder te danken heb. Zij nam mij en mijn broertje (ik heb er twee, maar in dit geval gaat het er om één) mee naar de bibliotheek om oneindig veel boeken uit te zoeken. Dankzij het lezen wilde ik uiteindelijk ook zelf gaan schrijven.

5) Wat is je favoriete door jouzelf bedachte personage?
Ik heb vaak een zwak voor de beste vriendin van de hoofdpersoon. Dat is een soort tegengestelde kracht in het boek, en die is hard nodig. Omdat het mijn meest recente boek is vind ik nu Freya uit De mannenmaker het leukst. Al moet ik zeggen dat ik Aubrey, in mijn nog nieuwere boek Laat me jou zijn, nóg leuker vind. Maar over haar kun je pas vanaf eind dit jaar lezen. 🙂

6) In welk lettertype werk je het liefst?
Times New Roman. Van oudsher. Het was ooit het standaardlettertype van Microsoft Word en daarom gebruik ik het nog steeds. Niet eens zo heel diep in mij schuilt een hardnekkig gewoontedier.

7) In welk lettertype zou je nóóit werken?
Och, ik heb niet specifiek iets tegen bepaalde lettertypes. Zelfs het camp gebruik van Comic Sans heeft wel wat. Al zou ik er geen heel boek in tikken.

8) Welk boek had je zelf geschreven willen hebben?
De boeken Dit boek redt je leven en Vergeef ons van A.M. Homes. Ik vind haar een heel goede moderne schrijver. Er zitten frisse ideeën in haar boeken en de personages zijn goed uitgewerkt, maar wat vooral opvalt, is hoe snel en makkelijk deze boeken weglezen. Ik had ook graag de boeken van de Nederlandse Wanda Bommer willen schrijven. O, en Hoe staat het met de liefde van Bert Natter. En van de chicklit had ik de meeste boeken van Marian Keyes wel willen schrijven. Ik wil nog zoveel boeken schrijven, kun je het merken? Maar liever nog dan alle boeken die al geschreven zijn, wil ik boeken schrijven die tot op heden niemand heeft geschreven. De genoemde schrijvers en boeken zijn dus vooral inspiratiebronnen. Al ben ik heus niet roomser dan de paus: als ik een paar van deze boeken écht had geschreven, zou ik daar heel gelukkig mee zijn.

9) Wat is de raarste opdracht die je ooit in een boek hebt geschreven?
Ik heb nog nooit een opdracht in een boek geschreven. Misschien moet ik eens broeden op een te gekke voor mijn volgende boek. Zou dat toegevoegde waarde hebben? Twijfel.

10) Wie is de eerste die jouw verhalen leest (behalve jijzelf natuurlijk)?
Mijn moeder en een goede vriendin. Ze zijn niet per se deskundig, maar het is fijn om een laagdrempelige eerste leesgroep te hebben die me nooit de grond in zal boren en die toch goede opbouwende kritiek geeft. Dan kan het daarna naar de professionals die erop mogen schieten.

11) Heb je weleens meegedaan aan een schrijfwedstrijd en/of in de jury van zo’n wedstrijd gezeten? Zo ja, hoe was dat?
Ik heb wel meegedaan aan schrijfwedstrijden. Toen ik begon met schrijven, vond ik het leuk om mijn vingeroefeningen in te sturen naar allerlei wedstrijden. Het heeft me nooit echt veel opgeleverd, behalve wat eervolle vermeldingen en een taart. Wat ik er vooral aan heb gehad, is dát ik erdoor ging schrijven.

12) Hoeveel verhalen zwerven er op dit moment door je hoofd?
Geen idee… te veel om op te noemen. Tussen de vijf en tien concrete verhalen, zou ik zeggen, variërend in lengte en genre. Ik laat ze trouwens niet zomaar door mijn hoofd zwerven. Als ik iets bedenk en ik heb er enigszins vertrouwen in, dan schrijf ik het op. Ik heb een handig boekje vol met ideeën, zinnen en uitgeprinte e-mails aan mezelf waar ik nog ongeveer tien jaar uit kan putten. Een grote luxe.

13) Wat is jouw schrijfvalkuil?
Te snel naar het einde willen. Als ik eenmaal voorbij een bepaald punt in mijn boek ben, zeg maar op 7/8e, dan wil ik het niet meer rekken en gewoon z.s.m. naar de finish. Dat krijg ik dan weer te horen van meelezers en soms ook nog van recensenten: het einde is afgeraffeld. Een onvriendelijk woord, maar het geeft wel aan wat mijn grootste valkuil en dus ook leerpunt is. Ik ben nog steeds aan het leren.

14) Ben je weleens herkend in het openbaar als ‘de schrijver van…’?
Nee. Ik heb uitgebreide fantasieën over hoe het zou zijn als iemand mij herkent, maar ik vrees dat het nooit zo leuk zou zijn als dat. Ik sta er wel voor open om die theorie te testen, dus ik wacht nog op dat moment.

Nu moet ik het stokje natuurlijk weer doorgeven, en dat doe ik aan mijn lieve collega Carlie van Tongeren! Die weet er nog niet van, dus ik hoop dat ze er blij mee is.

One thought on “Schrijveloerus

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *