Dit weekend was ik met een groep jongeren (leeftijd: 12 tot 15 jaar) op kamp. Sommige dingen daaraan zijn niet zo leuk. Zoals ‘mevrouw’ genoemd worden. Of het besef dat toen ik naar de middelbare school ging, sommige van deze kinderen nog niet bestonden. Ik voel me niet vaak oud, maar op zo’n moment ineens wel. Toch zijn de meeste dingen aan deze leeftijdsgroep hartstikke leuk. Vooral als ik met ze kan praten over hun toekomstdromen.
Zelf droom ik al mijn hele leven van van alles. Ik kan me geen tijd herinneren dat ik dat niet had. Variërend van goed haalbare dingen zoals mijn eerste vliegreis maken tot grotere dingen zoals een boek schrijven; ik droomde wat af in mijn pubertijd. Dat is trouwens niks veranderd, ook niet nu ik al een aardig aantal vliegreizen heb gemaakt en vijf boeken heb geschreven. Waar je dromen waarmaakt, komen er weer nieuwe voor in de plaats. Maar het is soms moeilijk om je te herinneren hoe dat vroeger precies ging.
Gisteren fietste ik terug naar huis naast een meisje van veertien. We hadden het over de fietsafstand van haar huis naar school, maar ze zei dat ze voor geen goud dichterbij zou willen wonen, omdat ze vanuit haar huis binnen een minuut in het bos is. Ik vond dat een heel sterk argument. Daarna zei ze: “Het fietsen vind ik ook niet erg. School zelf daarentegen, nou ja… ik heb liever vrije tijd.” Dat verbaasde me niets voor een veertienjarige, hoewel ik haar niet had aangezien voor een leerschuw type. Maar toen zei ze iets waardoor ik wist dat ik naast een zielsverwant fietste: “Als ik naar school moet, heb ik zo weinig tijd om te lezen. Ik zou het liefste alle boeken van de wereld lezen.”
Daarmee werd ik in één keer teruggeworpen naar mijzelf toen ik veertien was. Ik had toen in mijn kleine kamertje een luie stoel die precies tussen mijn bed en mijn bureau paste. Ik kon er niet meer omheen lopen en de ramen lappen was een crime met dat ding ervoor, maar het was het waard. In die stoel heb ik meer boeken gelezen dan op welke plek ook. En daar heb ik meer dan eens gedacht: als ik nooit meer iets anders hoefde te doen dan boeken lezen, zou ik ervoor tekenen.
“Ik weet ook wel dat het niet haalbaar is”, zei het veertienjarige meisje dat nu naast me fietste. “Maar het is een mooi idee.”
Dat was ik volkomen met haar eens en ik vertrouwde haar toe: “Als ik de loterij win, ga ik nog maar twee dingen doen. Reizen, en op reis boeken lezen.”
Ze moest erom lachen. “Dat klinkt goed. Mijn twee doelen zijn op dit moment om een wereldreis te maken en op een kameel te rijden.”
Ik vertelde haar niet dat ik vroeger ook droomde van een wereldreis, maar dat ik die nu in stukjes hak omdat het beter te combineren is met mijn werk. Dat was te veel realiteitszin voor dit gesprek. In plaats daarvan zei ik: “Moet je zeker doen. Op een kameel rijden is te gek.”
Foto: Elroy Serrao