Ik ben al jaren fan van Haruki Murakami, maar heb het lezen van zijn ‘magnum opus’ 1Q84 toch lang uitgesteld. Ik weet niet waardoor het komt – misschien door een lichte overkill in de voorgaande jaren, misschien door de ongelooflijke pil die me vanaf de plank aanstaarde. Hoe dan ook heb ik de afgelopen tijd eindelijk 1Q84 gelezen, dankzij de SOTTBC.
Pachinko en castella
In heel veel opzichten lijkt 1Q84 op andere Murakami-boeken. Vanwege de lengte doet het denken aan De opwindvogelkronieken, waarvan ik me vooral herinner dat er veel tijd in een put wordt doorgebracht en dat er veel aandacht is voor het koken van spaghetti. Ook in 1Q84 komen zulke elementen terug: opsluiting in een ruimte waaruit geen ontsnapping mogelijk is, teruggeworpen worden op jezelf, en uitgebreide beschrijvingen van alledaagse dingen. Die mij overigens geen moment verveelden. Ik vind het wel prettig om te lezen over het heel gewone, vooral als dat heel gewone een Japanse achtergrond heeft. (Iets wat nog leuker is nu ik daar ook ben geweest. De kleine verwijzingen naar Japanse dingen zoals pachinko en castella zeiden mij niets toen ik er nog niet was geweest, maar nu voelde ik me een ingewijde.)
De wereld van 1Q84 is een soort parallel van het gewone 1984. Hoofdpersonen Aomame en Tengo belanden hier elk op hun eigen manier; Aomame door de nooduitgang te nemen van een snelweg en Tengo doordat hij ghostwriter is van een boek dat zich in deze wereld afspeelt. Het opvallendste kenmerk van de wereld van 1Q84 is het feit dat er twee manen zijn: de normale, grote maan en een kleiner, groen exemplaar. Tengo en Aomame zijn zich hier allebei van bewust, maar de meeste mensen lijken niets te merken. Er zijn dan ook verder weinig verschillen tussen deze wereld en het normale 1984. Of eigenlijk zijn die er wel, maar bevinden ze zich onder de oppervlakte.
Town of cats
Zoals we gewend zijn van Murakami, wemelt het in 1Q84 van de onverklaarbare zaken. Het voelt als thuiskomen wanneer je leest dat Tengo naar de ’town of cats’ gaat, of dat hij Aomame ziet in een ‘air chrysalis’ (pop van lucht). Maar waar ik bij eerdere boeken het gevoel had dat Murakami het daarbij liet omdat sommige dingen nu eenmaal niet verklaard kunnen worden, wordt er in dit boek steeds gezocht naar een verklaring. Die er vervolgens niet is. Toch blijft dit terugkeren en terugkeren, tot vervelens toe. Op het moment dat ik allang heb geaccepteerd dat dingen zijn zoals ze zijn, word ik er weer mee geconfronteerd dat er geen verklaring voor al dit mysterieuze bestaat.
Who cares?
Ik niet, echt niet. Mede daarom vind ik het jammer dat er zo veel tijd verloren gaat aan het lezen en opnieuw lezen over hoe de air chrysalis tot stand komt, over de bijzondere band tussen Aomame en Tengo, over de twee manen in de lucht, et cetera. Liever lees ik nog een keer hoe Tengo een prakje voor zichzelf klaarmaakt dan dat ik opnieuw moet lezen over de mysteries die hem omringen. Ja, nu weet ik precies hoe ik het moet zeggen: in de eerdere boeken vermengde Murakami het alledaagse achteloos met het magische, terwijl die twee werelden in 1Q84 niet meer vanzelfsprekend in elkaar overvloeien. Hoe hard hij ook zijn best doet, er blijft iets tussenin staan, waardoor ik me door 1Q84 niet kon laten meevoeren zoals ik dat bijvoorbeeld bij Kafka op het strand wel kon. Dat wil niet zeggen dat 1Q84 een slecht boek is, het is alleen niet zo goed als sommige andere werken van Murakami. Ik zal 1Q84 niet snel herlezen, terwijl ik nu juist wel heel veel zin heb om weer in De jacht op het verloren schaap te duiken. Een korter boek, waarin minder ruis zit en meer vanzelfsprekende magie.