Jezelf schrijver noemen is enerzijds heel makkelijk – het is geen beschermde titel –, anderzijds is het een groot ding. Omdat er geen diploma’s voor bestaan, is het lastig bepalen wanneer het zover is. Ook Jannah Loontjens, auteur van het boek Mijn leven is mooier dan literatuur, zei lange tijd liever ‘Ik schrijf’ dan zichzelf schrijver te noemen. Ik ben het met haar eens dat de lading daarvan heel anders is. Door jezelf geen titel te geven maar het te benoemen als een bezigheid, geef je aan dat je je er niet mee identificeert. In dit geval vooral omdat het wat hoogdravend zou zijn. Ik denk dat ik mezelf pas schrijver durfde te noemen na de verschijning van mijn tweede boek, maar heel precies herinner ik het me niet. Nog steeds vind ik het soms pretentieus.
Of je jezelf schrijver noemt of niet, hangt ook voor een groot deel af van hoe anderen je zien – eigenlijk net als gisteren bij de vraag of je literatuur schrijft of niet. Is een BN’er die eenmalig een boek schrijft een schrijver? Is degene die zijn levensverhaal van zich afschrijft een schrijver? Deze twee voorbeelden roepen een extra vraag op, die Loontjens in haar boek niet zo expliciet stelt, maar wel laat doorschemeren: is schrijver zijn eigenlijk nog wel genoeg? Of moeten we misschien veel meer van onszelf laten zien om ons werk interessant te maken.
Als een boek autobiografisch genoemd wordt, wekt dit een nieuwsgierigheid die wordt aangestuurd door een hang naar echtheid, die slapende wordt gehouden bij werken die misschien net zo goed ‘waar’ genoemd hadden kunnen worden. Waarom we niet genoeg hebben aan de werkelijkheid die binnen de roman tot leven wordt geroepen en zo graag het precieze aandeel van de belevingswereld van de auteur willen kunnen herleiden, blijft een lastige vraag. Wellicht omdat we ons aan literatuur willen spiegelen. We willen niet enkel genieten van taal of geïnspireerd raken door narratieve structuren, maar we willen ons ook tot de personages kunnen verhouden; we willen onze opvattingen kunnen scherpen aan die van de personages, en het liefst aan de schrijver zelf.
Dit maakt duidelijk waarom boeken van BN’ers vrijwel altijd een succes worden – nog even los van het feit dat ze die mogen pluggen bij DWDD en/of Boulevard. Ook als het gaat om expliciete fictie, is het interessant om te lezen hoe iemand die je denkt te kennen de wereld beschouwt. Andersom is het bij autobiografische literatuur: ook als je niet weet wie de auteur is, het is voldoende om te weten dat hij of zij het beschrevene zelf heeft doorstaan.
Ik denk dat achtergrondkennis over een schrijver kan bijdragen aan de leeservaring. Zelf maak ik er geen geheim van wie ik ben en ik zal ook geen leugens verspreiden over mijn leven. Desondanks is de persoon die de buitenwereld ziet altijd een fractie van het geheel, een zorgvuldig gecreëerd karakter, zou ik haast zeggen. Dit is hoe ik wil dat mensen mij zien. Dat is niet onecht; niet onechter dan de zakelijke Petra die ik presenteer als ik een interview heb, bijvoorbeeld. Het geeft wel aan dat de manier waarop de schrijver zichzelf presenteert van groot belang is voor zijn boeken. Als hij dat goed doet, is de schrijver complementair aan zijn werk.
Deze week schrijf ik in vijf delen over Mijn leven is mooier dan literatuur, naar de vijf hoofdstukken van het boek van Jannah Loontjens. Mijn blogs zijn onderdeel van een blogtour die uitgeverij Ambo|Anthos voor het boek organiseert.
Deel 1: Begin van een begin
Deel 2: Invloedrijke leeservaringen
Deel 3: Literatuur en zo
Deel 4: Schrijvers en waarheden
Deel 5: Eindig