Gisteravond maakte het Groot Dictee veel los. Bij dicteeliefhebbers van het eerste uur, bij nieuwkomers die meteen weer afhaakten en bij BN’ers die op Twitter hun beklag deden. Ik vind het dapper van Van Kooten dat hij heeft geprobeerd iets nieuws te doen en terecht dat hij een vuist maakt voor taalbehoud. De uitvoering is echter zo discutabel dat hij zijn doel compleet voorbijschoot, en wel hierom:
Om te compenseren voor de simpele spelling van de ’taalfoutzinnen’, zat de eerste zin zo tjokvol rariteiten dat de achteloze zapper werd bevestigd in zijn beeld dat dictees alleen geschikt zijn voor taalidioten. Ik maakte in de eerste zin 8 fouten en hoewel ik de meeste van die fouten niet had hoeven maken als ik iets beter had nagedacht, kan ik het mezelf niet echt kwalijk nemen.
Met al die taalfouten ontstaan zinnen die je op meerdere manieren kunt corrigeren, en als je niet dezelfde goede zin in je hoofd hebt als de auteur, ga je de mist in. Zo had ik het woord ‘reflecteerde’ onderstreept omdat ‘media’ meervoud is, maar kennelijk wilde de dicteeschrijver dat er had gestaan ‘elk medium … reflecteerde’. (Er stond ‘elke media’, een fout die uiteraard wel onderstreept moest worden.)
Dicteezinnen zijn vaak te ingewikkeld om te begrijpen. Dat is niet erg; je schrijft gewoon op wat je hoort omdat je toch alleen hoeft te denken aan de spelling. Doordat je ineens ook moet letten op de grammatica, wordt er van je verwacht dat je tegelijkertijd de zin ontleedt en doorgrondt. Ik had geen flauw idee waar de zevende zin van dit dictee op sloeg. Dus ik had ook niet door dat ‘mits’ hier niet op z’n plek was – jeetje, ik was allang blij dat ik die zin op papier had.
Tot slot: dicteren is al lastig genoeg als je geen taalfouten hoeft uit te spreken. Maar als je ‘veelbetekend’ uit je strot moet krijgen, is het logisch dat je daar erg hard je best voor moet doen, waardoor iedere luisteraar meteen weet dat het de eerste keer is dat je dit woord in de mond neemt, wat in het geval van Philip Freriks voldoende reden is om aan te nemen dat het niet zo hoort en er een fikse streep onder te zetten.
Kortom: heel goed dat Kees van Kooten taalfouten onder de aandacht wil brengen, maar het Groot Dictee is daarvoor ongeschikt. Volgend jaar graag weer een dicteeschrijver die de valkuilen uit de Dikke Drieduizend Dicteewoorden op een kunstige manier verwerkt en onderwijl simpelweg het goede grammaticale voorbeeld geeft. Als je maar vaak genoeg leest hoe het wél moet, is de kans namelijk ook een stuk kleiner dat je het zelf fout doet.
Precies Petra,
Het waren onzinzinnen.
Ik heb alleen een deel van de correctie gezien en zei toen: zet maar af, dit is een bij elkaar gegooid zootje onbegrijpelijke leenwoorden bij elkaar.
Leuk dat je zo eerlijk bent om je fouten in de eerste zin te noemen 🙂
Volgend jaar beter!
Goed om te horen dat je het met me eens bent! Een dictee gaat om spelling. Zo is het altijd geweest en wat mij betreft moet het zo blijven. Met het dictee van gisteravond is in elk geval afdoende aangetoond dat je er geen grammaticatoets in kunt verwerken.
Ja, die fouten in de eerste zin. Ik had ‘haut-dié’, ‘pitteuze’ met dubbel t, ‘bettises’ met dubbel t en zonder dakje, ‘macédoine’ met een accentje, en als klap op de vuurpijl had ik geschreven ’taalcriticus-charivarius’ (ik dacht dat het een soort archivarius was maar dan anders, ik had kortom geen idee), dus alles bij elkaar liep dat inderdaad heel snel op.
Beste Petra,
‘Een soort archivarius’? Je bedoelt toch zeker ‘archivaris’?
Ja, precies… Was echt een verwarrend dictee, ik begon zelfs te denken dat ‘archivarius’ een woord was.
Met ‘… dat hij zijn doel compleet voorbijschoot’ en ‘… kan ik het mezelf niet echt kwalijk nemen’ sla je de spijker op z’n kop. Over wel of geen combinatie van spelling- en taalfouten kun je discussiëren, maar zoveel buitenlandse woorden in het dictee stoppen is te gemakkelijk: het jaagt het aantal fouten lekker omhoog. Dat maakt het geen ‘eerlijk’ dictee meer. En onlangs fulmineerde hij ’tegen een anglicisme dat tot Nederlands woord van het jaar gekozen werd’. Onbegrijpelijk dus dat hij zo’n ‘buitenlands’ en inhoudelijk ook nog eens onbegrijpelijk dictee componeerde.
‘Na koffie()gedronken te hebben …’; zich irriteren; en overnieuw’ waren ook dubieus. Over ‘overnieuw’ is discussie bij Onze Taal of het wel fout is.
Kortom, prima reacties van je hierboven en in de enquête.
… en dan lees ik net ook nog dat ‘Na koffie gedronken te hebben …’ en ‘irriteren wij ons’ bewust als fouten in het dictee zijn ingebracht. Om er drie niveaus in aan te brengen. Eerstgenoemde fout zou nader verklaard worden in de tweede (maar onbegrijpelijke) zin, over het waarom van de tweede fout lees ik niets van Parmentier.
Kortom, het is zoals ik net ook Wim Daniëls in een radioprogramma hoor zeggen: ‘Het slaat allemaal door.’ Op drie niveaus in wat toch een spelletje moet blijven, zit niemand te wachten. Jammer. Gemiste kans.
Jeetje, echt waar? En wanneer waren ze dan van plan deze fouten toe te lichten? Ik ben het volkomen met je eens: drie lagen in een dictee is te veel. Het is inderdaad een spelletje en je moet alles ook nog eens behoorlijk snel verwerken; dan is er geen hersencapaciteit voor ál deze niveaus.
Ik las bij de enquête van Onze Taal iemand die schreef dat het onnatuurlijk voelt om een tekst die wemelt van de taalfouten, correct te moeten spellen. Dat vond ik ook. Die tekst wordt namelijk nooit mooi en ik denk dat dicteeliefhebbers juist gebrand zijn op esthetiek. (Strepen onder een tekst vind ik trouwens ook lelijk.)
Als ze het zo kunnen vormgeven dat je de taalfouten die je hoort níét moet opschrijven maar juist de verbeterde versie – wat ook betekent dat er minder fouten in moeten zitten en makkelijker op te lossen – dan zou ik de taaltoets nog wel een kans willen geven. Alleen dan nog steeds liever naast het reguliere dictee dan erin.
Haha, ja, geen hersencapaciteit om alles zo snel te kunnen verwerken. Dat geeft ook wel aan dat ze hun doelgroep beter moeten kennen en inschatten. Probleem zal zijn dat ze elk jaar weer blij zullen zijn met een BN’er als auteur. En dan kunnen ze als organisatie niet zelf bepalen hoe de stijl etc. zal worden van het dictee.
Maar jouw, terechte, woorden hierboven én de reacties uit de enquête geven ook aan hoe verschillend de mensen uit die doelgroep zijn. Van ‘spelletjesmensen’ tot fanatici en puristen, van goedwillende amateurs tot kenners, van schrijvers/eindredacteuren als jij tot correctoren als ik, voor wie het een vak (én hobby) is. Moeilijk om dan iedereen te pleasen (dat woord mag wel, hè?).
Dat álle ‘dicteekiefhebbers gebrand zijn op esthetiek’ is dan ook maar de vraag. Als corrector (de laatste der Mohikanen?) heb ik in mijn leven zóveel verschillende teksten van zóveel verschillende auteurs gelezen (journalisten, ambtenaren, studenten), dat de esthetiek er voor mij niet toe doet in een dictee. Ik beoordeel slechts of iets goed is of niet en weeg af. Zoals hoort in een levende taal. En de Groot Dictees van de afgelopen 24 jaar blonken waarschijnlijk allemaal niet uit in schoonheid. Ze waren eerder gekunsteld. Maar dat oordeel laat ik graag aan een schrijver als jij over…
En een taaltoets zul jij met jouw ervaring toch ook uitdagend vinden, lijkt me. Ik vind hem zelf interessanter dan alleen maar spelling. Met de huidige spellingchecker wordt toch al het meeste op dat gebied er automatisch uit gehaald. Waarmee de spellingkennis van mensen helaas wel minder wordt.
Van mij mogen alle woorden, hoor. Zeker op internet. Als je ze maar correct spelt. 😉
Nee, ik denk dat ik het verkeerd zei, dat ‘alle dicteeliefhebbers gebrand zijn op esthetiek’. Wat ik bedoelde is dat het tegennatuurlijk lijkt om een zin waarin allerlei taalfouten staan, spelfoutloos op te schrijven. Het voelt zo zinloos. Ik neem aan dat je als corrector niet alleen spelfouten corrigeert, maar ook taalfouten. En of je dat dan linksom of rechtsom doet, maakt niet uit, zolang het resultaat maar klopt.
Je hebt gelijk, het Groot Dictee is vaak gekunsteld. Alleen wel kunstig gekunsteld, als je begrijpt wat ik bedoel. Je kunt het nog eens rustig nalezen en verrast worden door de manier waarop de auteur moeilijke woorden heeft verwerkt in een tekst die weliswaar ingewikkeld is, maar een duidelijke boodschap heeft. Ik vond het dictee dat Adriaan van Dis vorig jaar schreef (over het gevoel dat je altijd wilt zijn waar je niet bent, altijd wilt hebben wat je niet hebt, dat het gras altijd groener is aan de overkant) zeer geslaagd.
Ik vind taaltoetsen zeker interessant. Maar waar het dictee een soort spelletje is, vind ik een taaltoets al gauw werk. De taaltoets maakt het Groot Dictee voor mij minder leuk. Nog los van alle inhoudelijke argumenten zou ik daarom liever zien dat hij volgend jaar niet terugkomt.
… ‘En wanneer waren ze dan van plan deze fouten toe te lichten?’ Permentier spreekt er afgelopen donderdag over in een artikel op deredactie.be. Wel verhelderend.
“Elke keer merken we bij het Groot Dictee dat niemand eigenlijk weet waarover de tekst gaat. Iedereen stopt blijkbaar al zijn of haar energie in het juist spellen. Dat multitasken is iets wat eindredacteurs voortdurend moeten doen: niet enkel letten op de inhoud en hoe iets verteld wordt, maar ook op de spelling en de taal. Het is dus erg moeilijk, en nu hebben de deelnemers van het dictee daar ook eens kennis mee gemaakt.”
Dat zegt Permentier op deredactie.be. Tja, ik ben het wel met hem eens wat betreft multitasken, maar als ik een tekst redigeer, pak ik niet alles tegelijk bij de kop, en al helemaal niet in zo’n tempo. Ik krijg de indruk dat hij de keuze van Van Kooten probeert goed te praten, maar of hij er zelf volkomen achter staat, wordt mij niet duidelijk.
Petra, ik vind het interessant om het verschil te zien hoe een eindredacteur en een corrector tegenover een dictee staan. Ik kan me goed voorstellen dat een auteur/eindredacteur zich beroepshalve interesseert voor de door jou beschreven esthetiek en zinloosheid. Dat vloeit ook voort uit het bezig zijn met de inhoud, waarbij jij dus, kortom, moet ‘multitasken’ (maar inderdaad ‘niet alles tegelijk bij de kop kan pakken’, laat staan ‘in zo’n tempo’).
Een corrector daarentegen heeft (en krijgt) daarvoor meestal niet de tijd en concentreert zich alleen op spel- en taalfouten. Een eindredacteur zal ook meestal niet een corrector kunnen worden en, omgekeerd, een corrector nog minder een eindredacteur; ook door vaak een verschil in karakter.
Dat Van Dis een mooie boodschap had, ‘kunstig gekunsteld’, geloof ik meteen, maar eerlijk gezegd heb ik er ook na afloop niet op gelet. Voor mij als corrector doet die boodschap er op het moment van een dictee (of een andere te corrigeren tekst) niet toe. En na afloop kan ik overál zoveel mooie boodschappen lezen. Een Van Kooten zou ook zeker in staat zijn tot een mooie tekst, maar dat is hem helaas niet gelukt (‘zijn doel voorbijgeschoten’) omdat zijn tekst te ingewikkeld was. Met het nadeel dat wij dicteeliefhebbers daardoor soms de mist ingingen wat de schrijfwijze van woorden betreft. Maar als ik je goed begrijp, vind jij het ook jammer van de ínhoud van de tekst.
Zo verschillend als een eindredacteur en een corrector met een tekst omgaan, zo verschillend kijken zij waarschijnlijk ook aan tegen een taaltoets. Een taaltoets daagt mij juist uit en ervaar ik niet als werk maar als hobby; het spelletje van een (spelling)dictee wordt voor mij langzamerhand minder interessant omdat de spellingchecker dat zoveel efficiënter en sneller geautomatiseerd kan. Een concurrent die gewoon beter is (maar wel gecontroleerd moet worden). Waarom dan nog als mens je kennis erop botvieren? Natuurlijk, prima om je eigen kennis te peilen, maar die zal door het gebruik van die spellingchecker waarschijnlijk steeds minder worden. En héél erg vind ik dat ook niet (als ik de bestaande regels ervoor maar blijf onthouden en toepassen). En een roepende in de woestijn wil ik ook niet worden, een machine kan spellingcorrectie beter en sneller, maar ik als mens ben nog wel nodig om de áfwegingen in de taal te maken bij een taal-/grammaticale toets en kan me daarmee onderscheiden van een machine en de meeste andere mensen.
Zo pleiten we, Petra, ieder vanuit onze eigen stiel en liefde voor de taal, voor volgend jaar verschillend voor een spelling- of (ook) een taaltoets. Maar misschien wordt het toch weer een combinatie. Als er dan voor eenieder maar wel genoeg uitdaging in zit, linksom of rechtsom, en zeker geen drie niveaus 😉
Permentier praat Van Kootens tekst inderdaad helemaal goed (of misschien recht wat krom is?) – wat moet hij anders? – waardoor inderdaad onduidelijk blijft wat hij écht vindt. Taal is af en toe net politiek…
Maar wel leuk (wat een vreselijk woord) om gezichtspunten van een auteur/eindredacteur hierover te lezen.